Atletiek is een sport die bestaat uit meerdere onderdelen: werp- spring- en looponderdelen. Hier vind je informatie over de onderdelen en de regels erbij. Natuurlijk leggen we je hier ook uit wat voor techniek je het best kunt gebruiken.
Werponderdelen:

Kogelstoten is een werponderdeel. Zoals je hierboven ziet sta je in een kogelring een neem je een aanloop voor je de kogel weg stoot. Het is de bedoeling dat hij zo vermogelijk terecht komt, de afstand word gemeten. Het is belangrijk dat je bij het kogelstoten binnen de ring blijft en de kogel binnen de lijnen terecht komt. Houd tijdens het kogelstoten je elleboog goed omhoog.

Speerwerpen is ook een werponderdeel. Bij het speerwerpen neem je een aanloop en werp je de speer zover mogelijk op het grasveld. Een speer is een lange metalen stuk met een scherpe punt eraan. Een speer kan verschillende gewichten hebben. Welke speer je gebruikt, ligt aan jouw leeftijd en geslacht. Het is belangrijk dat je bij het werpen jouw arm goed gestrekt naar achteren houdt.

Bij discuswerpen heb je een plate schijf (de discus) in je hand. Je staat in een ring met daaromheen een net. Ja draai een paar rondjes en draai richting het veld. Je werpt de discus zo vermogelijk weg. Het is belangrijk dat je je evenwicht houd en niet omvalt. Ook moet je je arm goed gestrekt houden tijdens het draaien.

Bij hamerslingeren heb je een handvat in je hand met via een draad verbonden een kogel eraan. Het is eigenlijk bijna hetzelfde als bij discuswerpen alleen dan met een ander voorwerp.
Looponderdelen:

Hordelopen is een sprint onderdeel waarbij er hoordes staan waar je overheen moet springen. Je moet gewoon rennen en niet bang zijn te vallen. Je moet vroeg voor de horde afzetten en je been moet bijna tegen de horde aanschoppen. Je hebt ook een bijtrekbeen. Dat been gaat pas over de horde heen als het andere been alweer bijna opdegrond staat. Je been haal je dicht over de horde heen. Ondertussen ren je zo hard als ja kan naar de finish.

Sprint is een onderdeel waarbij je een bepaalde afstand zo hard als je kan moet rennen. Het is de bedoeling om vanuit een startblok zo snel mogelijk de finish te bereiken. Je zit in het startblok en de starter schiet met een pistool, dan ren je heel snel naar de finish. De langste sprint afstand is de 400 meter. De kortste sprint afstand is de 40 meter.

De langeafstand is een looponderdeel, waarbij je minimaal een afstand van 800 meter moet afleggen naar de finish. Een atletiekbaan is een rondje van 400 m je moet dus minimaal meer dan twee rondjes lopen. Voor de lange afstand heb je een goede conditie nodig omdat je veel en snel moet rennen. De langste afstand die gelopen word tijdens een wedstrijd op de baan is de 10 km.

De halve en hele marathon zijn eigenlijk ook een langeafstand, maar worden niet gelopen op een atletiekbaan. 42,195 km zo veel is de hele marathon. De halve marathon is 21,0975 km. Meestal ren je door een stad, zoals de marathon van Rotterdam.

Steeplechase is een langeafstand waarbij er grote balken op de baan staan waar je overheen moet springen tijdens het lopen. Ook heb je 1 waterbak op de afbeelding hierboven is dat te zien. Een water bak is een diepe bak die vol zit met water. De bak loopt schuin omhoog. Als je op de grote balk afzet met je voet moet je er voor zorgen dat je zo vermogelijk in de bak komt en zo droog mogelijk blijft.
Springonderdelen

Bij hoogspringen neem je een aanloop en zet je af met 1 been. Je springt zo hoog mogelijk en probeerde over de lat heen te komen. Je hebt 3 pogingen een hoogte te halen. Haal je de hoogte niet dan ben je af. Als iedereen geweest is gaat de lat omhoog en begint het weer van begin af aan.

Bij verspringen neem je een aanloop, als je bij de afzetbalk komt zet je met 1 been af en spring je zo vermogelijk de zandbak in. Let op je mag niet met je voet over de afzetbalk dan is je poging ongeldig. Je wint als je het verst springt. Je hebt 3 sprongen om zo vermogelijk te springen. Het beste resultaat telt.

Polsstokhoogspringen is het zelfde verhaal als hoogspringen alleen dan met een stok. De stok is flexibel en kan jouw hoog de lucht in schieten. Je kan hele hoge hoogtes bereiken.

Hinkstapspringen is net als bij verspringen. Je zet af voor de balk en land in de zandbak. Alleen wat daartussen gebeurt is anders. Bij hink stap springen zet je af je maakt een hinkel zoals bij hinkelen je zet 1 stap en dan pas spring je de zandbak in. Dit is erg moeilijk en moet er gecontroleerd.
Maak jouw eigen website met JouwWeb